Columns Bert van Manen

Rechter en kroongetuige

Onderschat nooit hoeveel verantwoordelijkheid een arbiter op z’n schouders heeft. Het lijkt misschien geen zware taak: de punten tellen en kijken of er drie banden geraakt zijn. Maar bekijk het eens alsof iedere carambole een kort geding is. De arbiter is de rechter, hij moet uitspraak doen. Maar een aanklager is er niet, en een advocaat al evenmin. Eventuele argumenten pro en contra, die zal hij zelf moeten produceren. En het bewijsmateriaal? Het enige wat hij heeft, is een kroongetuige. En dat is ie zelf. Arbitreren is zwaar, ondergewaardeerd en solistisch werk. (Voor het gemak schrijf ik overal “hij” en “man in het zwart”, maar uiteraard heb ik het dan ook over al onze arbitrerende dames). De beroemde sciencefiction schrijver Robert A. Heinlein bedacht ooit een snelle test om te zien of iemand een geloofwaardige getuige was. Hij vroeg: “Wat is de kleur van dat huis, daarginds op die heuvel?”. De meeste mensen zeiden: “Wit”, en dat was natuurlijk niet het goede antwoord. Het juiste antwoord was: “Aan DEZE kant is het wit.” Als je iets niet kunt zien, moet je er ook geen mening over hebben. Dat brengt ons bij de kerntaak van de arbiter: hij moet het zien. We hebben ook graag dat hij stilstaat als we gaan afstoten, dat hij onze naam niet verhaspelt en zo min mogelijk in ons blikveld gaat staan, maar al die dingen zijn toch net iets minder belangrijk. De arbiter moet discreet op afstand blijven als er geen problemen op tafel liggen. Inlopen kan altijd nog. Maar als millimeterwerk zich aandient, als een band tweemaal geraakt zou kunnen worden, dan moet de arbiter er bovenop staan. Dat gaat de man in het zwart alleen maar goed doen, als hij de stootbeelden (her)kent en ziet aankomen. Dan is ie er op tijd bij. Een goede arbiter stáát voor zijn beslissingen. Hij staat er ook achter. En meestal is dat, omdat hij (of zij) goed staat. Bron: Kozoom  & Bert VAN MANEN, 11 juli 2016