3-cushion lessons
Lessen voor beginnende driebandspelers
the lessons
In het verleden heb ik een groot aantal biljartlessen gegeven. Meestal volg ik dezelfde structuur. Het eerste uur bestaat uit: opwarming, houding aan de tafel, 1 diamondsysteem en 1 of 2 klassieke figuren. Het tweede uur bestaat volledig uit begeleid biljarten. De leerling speelt een match tegen zichzelf. Bij iedere figuur wordt de nodige commentaar verstrekt (waarom kies je voor deze oplossing?) en is er mogelijkheid om de figuur te herplaatsen.
Er zijn een aantal diamondsystemen die de basis vormen van het moderne biljart. Deze worden niet behandeld op mijn site omdat die professioneel worden uitgelegd in meerdere naslagwerken, zoals ‘Berekend biljarten’ van J. Verworst, het VK-systeem in ‘Biljart in ontwikkeling’ door Frédéric Caudron, de ‘Tüzül-systemen,…
Klik op de oefeningen hieronder voor een stap-voor-stap handleiding. Neem ook een kijkje op andere pagina’s op mijn site (zie hiernaast) en dompel je onder in de magische wereld van het moderne biljart. Veel succes.
Stap voor stap cursus
Oefening 1 : techniek afstoot, lengte, effect
We leggen de gele bal op de middenste basisacquit en spelen eerst links richting 1ste diamond (door de diamond !), veel effect (maar geen maximum effect) en met lengte zodat de bal stopt in de zone van de hoek van de 6de/7de band.
Wij herhalen dit met de witte bal én met de rode bal. De bedoeling is dat de drie ballen dicht bij elkaar eindigen. Lukt dit, dan is dit het bewijs dat je iedere keer op dezelfde manier hebt afgestoten.
Geef vooral aandacht aan de lange afstoot (rollen van de bal), telkens met hetzelfde effect, zelfde hoogte en zelfde tempo. Vermijd dat je te vroeg rechtspringt.
Controleer ondertussen waar de bal band 3, 4, 5 en 6 raakt. Zodoende weet je of het biljart normaal (zoals op de figuur), kort of lang afzet.
Gelukt dat de drie ballen netjes naast elkaar liggen? Doe dezelfde oefening nog eens over, maar speel dan naar de rechterlange band.


Oefening 2a : lange afstoot, halve bal, geen effect
We leggen de gele bal op de middenste basisacquit en de rode bal op de rechter bovenacquit. We spelen bal 2 aan op halve dikte, zonder effect en hoog afstoten.
Tempo: speelbal stopt ongeveer ter hoogte van band 4 (2de diamond uit de hoek) en de rode bal blijft in de bovenste helft van het biljart.
Afstoot: lang, traag. Speelbal moet rollen, mag niet 'blijven hangen' en er mag geen curve (doorschieteffect) zichtbaar zijn na contact met bal 2
Effect: geen, speelbal hoog aanspelen.
Dikte: halve bal. Doordat je zonder effect speelt, kan je jouw keu gebruiken als 'vizier'. Immers, als je de lijn van jouw keu verlengt totdat die de zijkant van bal 2 raakt, dan speel je bal 2 perfect aan op halve dikte.
Gelukt? Oefening herhalen en de rode bal plaatsen op de linker bovenacquit.


Oefening 2b : lange afstoot, halve bal, aangeduid mee-effect
We leggen de gele bal opnieuw op de middenste basisacquit en de rode bal op de rechter bovenacquit. We spelen bal 2 aan op halve dikte, met aangeduid effect. Daarmee bedoel ik: hoog in de bal met effect.
Tempo: speelbal stopt ongeveer in de benedenhoek. De rode bal mag niet meegenomen worden.
Afstoot: lang, traag. Speelbal moet rollen, mag niet 'blijven hangen' en er mag geen curve (doorschieteffect) zichtbaar zijn na contact met bal 2
Effect: speelbal hoog aanspelen met effect.
Dikte: halve bal. Je kan dezelfde truc toepassen als zonder effect (keu als vizier gebruiken, mikken richting zijkant bal 2) en daarna jouw keu evenwijdig verschuiven tot je het gewenst effect hebt.
Gelukt? Oefening herhalen en de rode bal plaatsen op de linker bovenacquit.


Oefening 2c : lange afstoot, halve bal, veel effect
We leggen de gele bal opnieuw op de middenste basisacquit en de rode bal op de linker bovenacquit. We spelen bal 2 aan op halve dikte, met veel effect. Daarmee bedoel ik: iets boven halve hoogte met effect. Zeker geen maximum effect (want dan rolt de speelbal niet op een natuurlijke wijze en wijzigt de looplijn te veel na contact met band 2)
Tempo: speelbal stopt ongeveer thv 2de diamond voor de hoek. De rode bal mag niet meegenomen worden.
Afstoot: lang, traag.
Dikte: halve bal. Je kan dezelfde truc toepassen als zonder effect (keu als vizier gebruiken, mikken richting zijkant bal 2) en daarna jouw keu evenwijdig verschuiven tot je het gewenst effect hebt.
Gelukt? Oefening herhalen en de rode bal plaatsen op de rechter bovenacquit.


Oefening 3a : Klassieke vierbander, perfecte plaatsing
Een makkelijke figuur vraagt om een perfecte plaatsing van bal 2. Algemene regel: ligt bal 2 voor het midden van de tafel, speel dan traag, hoog, weinig effect en halve bal (of iets dunner)
Bal 2 raakt eerst de rechter lange band en komt terug in de omgeving van de oorspronkelijke plaats, tempo net voldoende om het punt te maken.
Klos wordt vermeden als bal 2 in de (gele) zone van de hoek is, terwijl speelbal passeert.
Zoals steeds: figuur ook spelen aan de rechterkant van de tafel.


Oefening 3b : Klassieke vierbander, bal 2 doorduwen
Zelfde figuur, maar nu ligt bal 2 over het midden van de tafel. Bal 2 wordt doorgeduwd en komt via 3 banden terug in de omgeving van de aanvangspositie.
Speelbal hoog aanstoten met weinig effect waardoor je de looplijn korter maakt dan normaal.
Speelbal passeert eerst de groene zone terwijl bal 2 in de gele zone is.
Tempo: net voldoende om punt te maken
Maak het punt bij voorkeur kort (LKLL). Speel je dezelfde bal LKLK, dan is de kans op klos groter!


Oefening 3c : Klassieke vierbander, bal 2 dun intrekken
Ligt een figuur naar jouw gevoel in de klos, dan is het meestal een slechte oplossing als speelbal en bal 2 even snel lopen. Spelen op halve dikte is dus niet aangeraden.
In dit voorbeeld speel je bal 2 1/4de tot 3/8ste dun aan. Daardoor zal de speelbal sneller lopen dan bal 2 én zal de klos vermeden worden.
Om in de correcte lijn te komen wordt het punt gespeeld als een rappel: speelbal heel diep aanstoten. Speelbal zal een curve maken, na raken van de 1ste band. Dit vertraagt de loop van de bal. Bijgevolg mag hier tamelijk veel tempo gegeven worden.
Hoe minder effect je geeft, hoe korter je het biljart maakt. Meestal zal je geen (of weinig) effect geven als bal 2 tamelijk ver van de 1ste lange band ligt. Ligt bal 2 dichter bij de lange band, dan speel je nog altijd heel diep én dun, maar je geeft meer effect.


Oefening 3d : Klassieke vierbander, bal 2 rond het biljart
Zelfde principe als figuur 3c. Speelbal en bal 2 mogen niet dezelfde snelheid hebben om de klos te vermijden. Daarom spelen we hier bal 2 dik aan (70 à 80% dikte) zodat bal 2 eerst de lange band raakt.
Afstoot: spelen op éclat de bille, heel hard en met tamelijk veel effect (om toch enige snelheid te nemen na contact met de banden). Zeker niet te hoog in de bal. De speelbal mag geen curve krijgen. Doordat je dik speelt, zal de speelbal meer effect krijgen.
Bal 2 komt bij voorkeur 'in de carré' in de rechter benedenhoek. Zodoende zal er ook geen klos zijn in de groene gevarenzone, want speelbal zal reeds gepasseerd zijn.
Deze vier klassieke figuren hebben als doel te leren naar welke zone we bal 2 sturen, enerzijds om de plaatsing te verzorgen, maar vooral om de klos te vermijden.


Oefening 4a : Accordeon, de basis
Er zijn vele manieren om een 'accordeon' (LLLL) te spelen: hoog, laag, veel effect, geen effect, dik, dun, hard en zacht. We beginnen met de meest voorkomende: bal 3 ligt in de omgeving van de korte band, bal 2 dicht tegen de lange band in de omgeving van de 2de diamond en speelbal schuin (45°) tegenover bal 2.
Manier 1 (zwarte looplijn): spelen op zekerheid
Dikte: halve bal of iets dunner. Effect: aangeduid (weinig mee-effect) en hoog. Tempo: harde doorschietstoot. De speelbal maakt de curve pas na 2 banden. Dit is de makkelijkste accordeon. Nadeel: weinig zekerheid qua plaatsing bal 2. Als bal 3 niet dicht bij de korte band ligt, speel je makkelijk achterom, omdat de grootte van de curve soms moeilijk in te schatten is.
Manier 2 (rode looplijn): spelen op plaatsing
We plaatsen bal 2 langs de lange band aan de overkant van de tafel door bal 2 dun aan te spelen, passen de hoeveelheid effect aan en spelen zacht over 3 banden (zonder curve)


Oefening 4b : Accordeon in trekstoot
Als speelbal en bal 2 tamelijk recht tegenover elkaar liggen, dan zal de speelbal niet vooruit gaan met doorschieteffect (curve). Je zou kunnen denken dat je dan meer effect kan geven. Er is in dit geval winst tussen band 1 en 2, maar vanaf dan blijft de speelbal 'hangen' door het effect.
Dit is in mindere mate het geval als je deze accordeon uitvoert in trekstoot. De speelbal blijft richting bal 3 gaan, ook na de 2de band.
De winst die je op deze manier maakt is erg afhankelijk van de staat van het laken (synthetisch of Simonis) en/of ballen. Dit test je het best even uit tijdens de opwarming.
Als basis kan je de looplijnen nemen zoals in figuur 1 (bricole). Dit kan je dan toepassen na (dun tot heel dun) contact met bal 2.
Nog deze tip: of je nu hoog of laag speelt, het is een feit dat bij dun raken en hard afstoten de speelbal veel sneller loopt, geen of weinig curve maakt, waardoor bal 3 groter wordt omdat je kan spelen over 3, 4 of 5 banden. Als de ballen in de zone tussen diamond 3 en 5 liggen, is er bij dik aanspelen met curve ook een groot gevaar op klos. In die zone dus: dun en hard.


Oefening 4c : de accordeon van de 'pro'
Als de lijn speelbal / korte band een hoek maken >60° (zoals in de figuren) dan is de curve heel moeilijk te controleren. De speelbal schiet bijna altijd door met teveel curve, zelfs als je met tegeneffect speelt. Daarom deze 2 (moeilijke) oplossingen.
Figuur 1: je past de hoogte aan. Begin met center bal, zonder effect, halve dikte en veel tempo. Met center bal heb je geen curve. Nu is het zaak om te voelen hoeveel (10-des van een mm !) je moet afwijken van center bal, zodat speelbal toch weinig vooruitgaat zonder curve.
Figuur 2: in plaats van speelbal in te houden door met tegeneffect te spelen, maak je een heel diepe trekstoot, dik in de bal maar met mee-effect. Het resultaat is een curve na de 1ste band, waarna de speelbal recht blijft.
Het moet gezegd dat je natuurlijk perfect met tegen-effect kan spelen, maar dit wordt meestal toegepast als bal 3 een eindje van de band ligt. In dit geval is het aangewezen speelbal laag aan te spelen (curve zo klein mogelijk houden), in amorti (traag) en développé (veel effect).


Oefening 4d : Accordeon 'extended'
Er zijn oneindig veel variaties op de 'accordeon'. Indien je de basis beheerst, kan je overstappen naar het volgend level.
Wij weten dat, bij dik aanspelen van bal 2, er een grote curve kan zijn. Raken we bal 2 dunner, dan is er minder curve en de bal loopt sneller. We spelen alsof de 3de bal tegen de korte band ligt en verlengen de looplijn tem de 5de band.
Zwarte looplijn: we spelen hoog in de bal (doorschieteffect) en nemen bal 2 op halve dikte. De speelbal maakt een curve, neemt de hoek en komt altijd aan op de 5de band in de omgeving van de 3de diamond.
Rode looplijn: zelfde figuur, maar nu nemen we minder bal. Speelbal loopt sneller, maakt minder curve en komt nu aan thv van de 2de diamond van de 5de band. Hoe lager je de speelbal aanspeelt, hoe rechter de looplijn blijft en dus korter kan aankomen op band 5, zeker als je dicht bij de hoek aankomt op band 2.


Oefening 5a : Klassieke développé
We spreken over 'développé' als de speelbal traag loopt met maximaal effect. Bedoeling is in eerste instantie om bal 3 groter te maken. Stel je hebt een makkelijke figuur, een driehoek. Spijtig genoeg ligt bal 3 bijna vast aan de band, een kleine trefkans. In développé vergroot je de trefkans.
- De hoek tussen de looplijn voor en na contact met bal 2 is bij voorkeur tussen 70° en 100°.
- Je moet bal 2 voldoende dik kunnen raken, zo tussen de 65% en 90% dikte. Hoe dikker je bal 2 raakt, hoe trager de speelbal loopt én hoe meer spineffect je hebt. Hoe dunner je bal 2 raakt, hoe sneller de speelbal zal lopen en hoe minder kans je hebt dat er nog voldoende spin zal zijn bij contact met band 3
- Misverstand: je moet helemaal niet hard spelen, wel soepel. Maximaal effect is halve hoogte bal, net niet in de ketszone mikken, indringende afstoot en bij voorkeur nog wat extra energie bijgeven met de pols.
Ik heb de gewoonte genomen deze figuren te spelen naar een specifiek punt op band 2. Naargelang de staat van de ballen en het laken, volgt de speelbal de looplijnen zoals in de figuur.


Oefening 5b : Driehoek in développé
We krijgen een driehoek, maar met een grote kans op klos met de speelbal of dat bal 3 weggeklost wordt door bal 2.
De oplossing is in vele gevallen een développé omdat je dan bal 2 heel dik aanspeelt (wegduwt in een bepaalde richting) en speelbal traag loopt. Hard spelen is niet noodzakelijk, integendeel. Speelbal mag sterven in de omgeving van bal 3
We nemen als basis het door velen gekende VK10-systeem. De aankomst is 20, vertrek is 30, dus mikpunt is 30-20=10. In développé mogen we bij dit mikpunt 5 punten bijtellen (15, dus korter spelen).
Figuur 2: Bal 3 ligt ongeveer op de diagonaallijn van de tafel (groene lijn). Er is veel plaats om achterom te missen (te lang). Hier wordt niet gerekend, maar op gevoel gespeeld alsof bal 3 in de hoek ligt. Achterliggende gedachte: probeer eens dergelijk punt te missen aan de korte kant. Wedden dat dit jou niet lukt?


Oefening 6 : Meer basisfiguren volgen binnenkort
Meer basisfiguren volgen binnenkort

